Abonneer je nu voor nieuwe artikelen op deze website!
Om zicht te krijgen op de doorwerking van de aanbevelingen uit 2013 en vooral om extra stimulans te geven aan de transformatieopgave heeft de rekenkamercommissie Medemblik-Opmeer een evaluatieonderzoek uitgevoerd. Het rapport is gepubliceerd in januari 2016. Ook andere rekenkamers, zoals in West-Friesland hebben de afgelopen jaren onderzoeken naar de decentralisaties uitgevoerd. In deze onderzoeken lag de focus vooral op de mate waarin gemeenten voldeden aan randvoorwaarden om klaar te zijn voor de transitie per 1 januari 2015. Nu, een jaar na de invoering komt langzaam de vraag in beeld of het beleid doeltreffend is en of de transformatie voortvarend wordt opgepakt. Het sturen op de overgang wordt nu sturen in een nieuwe beleidscontext.
In bijgaande figuur (bron : NVRR) zijn de vragen aan de voorkant en aan de achterkant van het proces opgenomen. Centraal staat de vraag wat we kunnen leren van deze evaluaties en wat is er nog te doen?
De hoofdconclusies in West-Friesland op een rijtje:
- Veel van de aanbevelingen uit de onderzoeken uit 2013 zijn opgevolgd. Er is doorwerking geweest. De organisatie heeft met een planning hard gewerkt aan de transitie
- Focus op de eigen gemeentelijke opgave en organisatorisch klaar zijn per 1 januari waren de punten die, zelfs onder hoge tijddruk, gerealiseerd zijn.
- Twee essentiele opgaven voor de transformatie zijn er nog te doen:
- Grip krijgen op de kosten per gezin. Niet om direct grenzen te stellen aan de kosten, want elk gezin is anders. Wel om dit inzicht te gebruiken, bijvoorbeeld in een wijkteam, om de 1-plan, 1-gezin, 1- aanpak gedachte nog beter uit te voeren. En hierdoor dan ook onnodige kosten te besparen.
- Focus op outcome-doelen. Dus welke resultaten willen we op de maatschappelijke effecten? Hoe zou de zorg zich moeten ontwikkelen bijvoorbeeld vertaald in een zorgpyramide? Waarin opgenomen zijn wat het aantal burgers is en hoe de zorgkosten zijn, verdeeld over de 0de (zelfmanagement), eerste lijn (huisarts, wijkteamniveau) en tweede lijn (gespecialiseerde, veelal dure zorg).
Vervolgens is het van belang deze twee punten te vertalen naar een integrale programmabegroting. Middels de programmabegroting en de daarin op te nemen prestatie-indicatoren komt er voor de raad zicht op de resultaten op WMO, Jeugdzorg en Parcicipatie en hun onderling verband. En het college kan 'steviger' sturen op de balans tussen zorgcontinuiteit en financiële concequenties. Een balans die makkelijker wordt als zorgcontinuïteit in verhouding komt met sturen op continuïteit van zelfmanagement. Hierbij past ook het anders denken over gezondheid. Oftewel transformatie.
Gemeenteraden moeten daarbij kaders stellen en landelijke ambities vertalen naar lokale beleidsdoelen. Vragen die aan de orde komen zijn:
- Hebben we goed zicht op de veranderingen en wat we daarin als gemeente willen bereiken?
- Hebben we zicht op de doelgroepen en welke keuzes zijn aan de orde, zowel beleidsmatig als organisatorisch?
- Onderbouwen en motiveren we de keuzen inclusief de daarbij behorende aanpak en instrumenten?
- Hebben we behoefte aan een nulmeting en kunnen we monitoren of de gemeente haar doelen bereikt?
- Zijn de financiele gevolgen en risico's in beeld van de nieuwe taken en te maken keuzes?
Meer informatie is de vinden in het Informatiedocument 3D's van de NVRR en het onderzoeksrapport van Medemblik-Opmeer. Dit laatste rapport is in februari behandeld in de commissie Samenleving en zal in de raadsvergadering van maart worden behandeld. Te vinden op de website van de gemeente Medemblik.
Henk Wokke, februari 2016